Het is inmiddels 25 jaar geleden dat Nederland giraal de overstap maakte op de euro. In 2002 zou de chartale omwisseling volgen. In de 25 jaar van de euro is er veel gediscussieerd over de munt. Maar hoe verliep de overgang naar de nieuwe munt? En waarom was er discussie over de koers waartegen de gulden in de euro is opgegaan?
Invoeringvan de euro
De invoering van de euro verliep soepel in Nederland. In 1998 werden wisselkoersen gestabiliseerd en in 1999 werd de euro giraal ingevoerd. Vanaf dat moment was een gulden het equivalent van 45 eurocent. Vanaf 1 januari 2002 verscheen de contante vorm van de euro en kon men ook met de munten en biljetten van de euro betalen. DNB had daartoe al maanden voor de invoering voorbereidingen getroffen en banken en winkels voorzien van genoeg biljetten. Winkels accepteerden de gulden nog tot 28 januari, maar gaven wel alleen euro’s terug als wisselgeld. Daarmee ging het grote publiek na de jaarwisseling ook snel over op de nieuwe munt. Op 2 januari werd al 65 procent van de contante transacties in euro’s afgerond. Zaterdag 5 januari was dit al 90 procent en op 9 januari 97 procent.
De toenmalige Minister van Financiën, Gerrit Zalm, die de eerste eurobiljetten in zijn handen heeft.
Daarmee was Nederland in iets meer dan een week vrijwel volledig overgegaan op de euro. De chartale omwisseling ging hier sneller dan in andere landen. Dat kwam niet alleen door de gunstige infrastructuur, dit kwam ook doordat munten en biljetten een klein deel van het betalingsverkeer vormden. In 2002 was namelijk slechts 8 procent van de geldhoeveelheid nog contant geld, zo valt te lezen in het boek ‘De Nederlandsche Bank’ van Wim Vanthoor. Contant geld verliest de laatste jaren terrein, maar vorig jaar schreven we nog een artikel over de toekomst van contant geld. In de komende jaren lijkt het verdwijnen van cash nog niet het geval.
Hoewel de invoering zelf soepel verliep, kostte het Nederlanders erg lang om te wennen aan de euro. In 2004 deed de Europese Commissie onderzoek naar de ervaringen met de euro. Het bleek dat 68 procent van de mensen in Nederland grote aankopen nog altijd omrekende naar guldens. Nederlanders scoorden daarmee laag vergeleken met andere eurolanden, zo valt te lezen in het boek ‘Hollandse Overmoed’, van econoom Mathijs Bouman.
Discussie over het ontwerp van de eurobiljetten
Bestuurders discussieerden niet alleen over het technische ontwerp van de euro, ook over het uiterlijk ontwerp bestond een verschil van mening. Zo werden bestuurders het niet eens over de symbolen op de nieuwe munten en biljetten. Er waren voorstellen om Italiaans erfgoed op de biljetten te zetten, maar zulks leidde tot hevig ongenoegen van Hans Tietmeijer, president van de Duitse centrale bank, zo vertelde oud-president van De Nederlandsche Bank (DNB) Nout Wellink in een podcast met Holland Gold. “Tietmeijer onplofte zo ongeveer en die zei; ‘We gaan een solide euro creëren en het toppunt van insoliditeit zou zijn als we daarop Italiaanse monumenten zetten’. Daarom staan er nu allemaal onherkenbare monumenten op de biljetten”, zo vertelde Wellink, die destijds aan het roer stond bij DNB.
Leidde de euro tot een hoge inflatie?
De jaren nadat de euro was ingevoerd hadden mensen het gevoel dat de euro gepaard was gegaan met een flinke reeks prijsstijgingen. Zo dacht maar liefst 93 procent van de Nederlanders in 2003 dat winkeliers prijzen hadden verhoogd bij de overgang naar de euro. Toch constateerde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat de euro helemaal niet voor hoge inflatie had gezorgd. In 2001 bedroeg de inflatie namelijk nog 4,5 procent. In 2002 was de inflatie al gedaald naar 3,4 procent en weer een jaar later bedroeg de inflatie slechts 2,1 procent. Het gevoel dat de inflatie heel hoog was werd dus niet ondersteund door de cijfers van het CBS.
De oorzaak voor deze ‘gevoelsinflatie’ was dat vooral de producten die vaak werden gekocht in prijs waren gestegen. Zo steeg de prijs van een drankje in de kroeg, maar namen prijzen van bijvoorbeeld de huur nauwelijks toe. Het idee dat de euro tot een hoge inflatie leidde is daarom dus onterecht. Twintig jaar later, in 2023, zou ‘graaiflatie’ het woord van het jaar worden. Die term had het gevoel van de Nederlanders na de introductie van de euro ook gedekt, maar is nu evenmin terecht. Afgelopen jaar concludeerde de Rabobank dat de term graaiflatie niet helemaal op z’n plek was, aangezien veel producenten door de sterke concurrentie juist druk ervoeren op hun winstmarges.
Had de gulden de juiste wisselkoers?
Een andere discussie betrof de wisselkoers. Sommige economen waren de mening aangedaan dat Nederland ‘te goedkoop’ de euro in was gegaan. Grond hiervoor was dat de Oost-Duitsers na de val van de muur hun oostmarken tegen een voordelige koers mochten omwisselen voor D-Marken. Hierdoor was er een hoge inflatie ontstaan en moest de Bundesbank de rente verhogen. Nederland had de gulden gekoppeld aan de Duitse munt en moest de rente dus ook verhogen, ook al was de inflatie hier door loonmatiging veel lager. De Duitse munt was hierdoor overgewaardeerd en de gulden ondergewaardeerd.
Deze kwestie is vorig jaar ook besproken door de eerdergenoemde Mathijs Bouman en Paul Buitink in de podcast van Holland Gold. Buitink vond dat de omwisselkoers van de gulden destijds niet klopte op basis van een koopkrachtanalyse. De gulden had volgens hem moeten worden gerevalueerd en dat had buitenlandse producten goedkoper gemaakt voor Nederlanders. Nederland had weliswaar slechte ervaringen met een devaluatie onder president Lubbers, maar een revaluatie in de jaren voor de omwisseling zou volgens Buitink wel gerechtvaardigd zijn. Een dergelijke revaluatie lag politiek echter erg gevoelig. Ook de econoom André ten Dam is de mening aangedaan dat Nederland hierdoor een verlies heeft geleden.
Mathijs Bouman was het niet eens met deze gedachtegang. Volgens Bouman was er weliswaar sprake van een ondergewaardeerde gulden ten opzichte van de mark, maar dit had geen enkele invloed op de binnenlandse koopkracht, aangezien binnenlandse prijzen ook overgingen op de koers van de euro. Eventuele onevenwichtigheden ten opzichte van Duitsland zouden zich bovendien op de middellange termijn weer herstellen door inflatieverschillen. Zo groeide de Nederlandse economie erg hard in de jaren na de invoering van de euro, terwijl de Duitse economie achterbleef. Anno 2024 kan er daarom onmogelijk nog sprake zijn van een verlies, aldus Bouman.
Daarnaast had Nederland door de grote afhankelijkheid van Duitsland als handelspartner ontzettend veel baat bij de koppeling met de mark. Die koppeling loslaten zou zeer nadelige gevolgen hebben gehad voor onze economie, zo poneerde Bouman. Bovendien zou het onlogisch zijn om tijdens de overgang naar de euro de koers opeens te veranderen, aangezien de desbetreffende koers er ook al was in de jaren voordat de prijzen werden uitgedrukt in euro’s. En ook al zou Nederland vlak voor de omwisseling de koers veranderen, dan zou dat de deur openen voor alle andere landen om ook hun koersen aan te passen en dat zou het vertrouwen in de euro aantasten. Een revaluatie, zo redeneerde de econoom, was dus onnodig en zou voor ingewikkelde onderhandelingen leiden.
De introductie van de euro is dus erg interessant. Ook de discussies die eraan verbonden waren kennen verschillende interessante invalshoeken. Het zou zeer interessant zijn deze aspecten nog eens te horen van gasten in de show.
Kijk ook eens een keer op onsYouTube kanaal
Namens Holland Gold interviewen Paul Buitink en Joris Beemsterboer verschillende economen en experts op macro-economisch gebied. Het doel van de podcast is om de kijker een beter beeld en houvast te bieden in een steeds sneller veranderend macro-economisch en monetair landschap.Klik hierom teabonneren.